Archive for the ‘Columns NL’ Category

Mobiel

Posted: March 7, 2012 in Columns NL

Ze zijn echt handig hoor die dingen. Even bellen wat je ook alweer moest halen in de supermarkt. Even sms’en wat het huisnummer precies was. Of even laten weten dat je een kwartiertje later komt. Dat laatste is natuurlijk altijd te krap, maar daar heb ik het niet over.
Alles prima. Maar sinds een tijdje is dat alles een beetje minder geworden. Even bellen is uit. Het moeten hele gesprekken zijn, compleet uitgevoerd met details en bijpassend volume. Er worden spelletjes gespeeld waar iedereen bij is. En dan heb ik het niet over het hoogst irritante, maar dan ook vaak kritisch beschreven, plaatsvervangende schaamte creërende telefoongebruik in de stiltecoupé. Nee, het gebeurt op straat.
Laatst zag ik er nog eentje die voor me liep op de stoep. Ik had net boodschappen gehaald en het was etenstijd, dus ik had flink de pas erin. Hij niet. Druk pratend liep hij voor mij. Er was één geluk. Hij hield rechts. Links inhalen dus. Ik voelde me letterlijk en figuurlijk even in een hoekje gedrukt, omdat hij tijdens mijn manoeuvre zijn woorden kracht bijzette door een flinke armzwaai naar links, maar dat terzijde. Tot nu toe geen problemen.
Vanmiddag werd het iets gevaarlijker. Ik reed op mijn fietsje, nadat ik boodschappen had gedaan. Ja, alweer. Maar nu iets verder weg. Van rechts kwam er een persoon in colbert en streepjesdas aanlopen. Hoogrode wangen en blonde kuif. Piet Zoomertype, zal ik maar zeggen. In zijn rechterhand klemde hij een mobieltje, maar wat me nog het meest opviel was zijn blik. Wazig, op oneindig, nietszeggend. Dat laatste werd overigens ruimschoots gecompenseerd door het geluid dat van zijn lippen kwam. Hij zag mij niet. De stoep hield op. Hij liep door. Ik was vlakbij hem en minderde vaart. Hij zag me niet. Even kreeg ik de gedachte om door te fietsen, maar ik stopte toch maar. Hij zag me nog steeds niet.
Debiel bellen noem ik dat. Prima hoor, maar zorg je dan wel even dat anderen mobiel blijven?

Facebookmoeders

Posted: March 28, 2011 in Columns NL

Ik zit er inmiddels niet meer zo vaak op, maar er zijn nog van die periodes waarin ik even langs de statussen van mijn inmiddels immense vriendenbereik scroll. Soms houd ik even stil en begin dan iets te typen, maar meestal eindigt dit al snel, gevolgd door een driftig tikken op mijn backspace. Gefelici… nee. O, wat leu…. nee. Wat een cu…

Ah, nee zeg.

Facebook. Een hele leuke uitvinding waaraan heel wat mensen heel wat leuke uurtjes beleven. Mooie statussen verzinnen, informatie delen, gedachten van anderen lezen (althans van degene die ze opschrijven) of mooie citaten die je aan het denken zetten. Echt leuk. Maar de stapels kaf waar overheen moet worden gelezen lijken het de laatste tijd te winnen van het koren. Mensen die zich vervelen, mensen die wat gaan eten, mensen die moe zijn, mensen die gaan slapen… kom op zeg! Dat weet ik ook wel zonder dat je het schrijft. Nog even en we posten dat we straks gaan ademhalen. Give me a break.

En dan de foto’s! Je hoeft maar even op facebook te kijken en je bent meteen op de hoogte van de huidige toestand waarin het gekozen doelwit verkeert. Ik corrigeer: wil lijken te verkeren.Van feestjes waarop iedereen lacht tot party’s waarop iedereen vaag is. Van vakanties waarin iedereen bruin is tot stedentrips waarin elk gebouw een toren van Pisa lijkt. Van inrichtingen die uit een blaadje weggelopen lijken te zijn tot achtergronden die er niet op hadden mogen staan. Van bruiloften tot bevallingen, of je het nu wilt zien of niet;  het is daar.

Maar dan heb ik de meest prominente categorie nog niet genoemd: de kinderfoto’s. Zodra iemand namelijk een baby krijgt (en de wat mij betreft uiterst intieme foto van moeder en kind vlak na de bevalling de revue gepasseerd is) is bijkans het enige wat er nog langs komt op de foto’s… ja, nee, nog een keer, goed geraden… het kind. Het eerste lachje, het eerste stapje, het eerste filmpje, het eerste scheetje, alles wordt vastgelegd en het world wide web op gegooid. En begrijp me goed, het zijn bijzondere momenten en vaak ook leuke foto’s. Maar er komt een moment dat je gewoon niet meer weet wat je zal schrijven. Omdat het de zoveelste baby is. Of omdat ie misschien minder mooi is, maar dat zeg je toch niet. Of omdat het het zoveelste schattige fotootje is en je moeilijk de hele tijd kunt copy-pasten. Of wel soms?

Ik zeg niks.

Maar waar ik wel wat van zeg is de moeders. De facebookmoeders van deze verschrikkelijk mooie kinderen. Deze moeders lijken namelijk allemaal (enige uitzonderingen daargelaten, maar die bevestigen ten slotte de regel) te vergeten dat ze zelf verschrikkelijk mooi zijn. Ze staan zelden of niet meer op de foto’s, hoogstens als wormvormig aanhangsel, handvat of voetstuk. Nooit meer alleen. Om maar te zwijgen over sommige profielfoto’s. Hmmm, sinds wanneer ziet zij eruit als een baby van drie maanden?

Geeft niet hoor, ik scroll wel verder.

Hallo wereld

Posted: January 6, 2011 in Columns NL

Ik zag haar al van een afstand. Ze stond bij de bushalte. Rode jas en schoudertas. Druk bezig met haar telefoon. Ze keek niet op. Naast haar stonden nog wat scholieren te wachten tot een van de vele buslijnen die hier langskomen hun zou meenemen naar huis.

De bus kwam dichterbij. Niemand liep naar de weg of stak zijn hand op. Maar de buschauffeur zag kennelijk iets anders en ging langzamer rijden tot hij uiteindelijk voor de halte stopte. Het meisje in de rode jas keek nog steeds niet op. Maar de deuren van de bus gingen open en alsof ze ernaar toegetrokken werd liep ze automatisch naar de bus…

Ze was nog steeds in haar eigen wereld. Haar vingers vlogen over de toetsen en haar ogen waren strak op het schermpje gericht. Twee draadjes liepen aan weerskanten van haar gezicht naar de dopjes in haar oren. Ze maakte aanstalten om haar chipkaart te pakken toen ineens de buschauffeur haar aansprak.

‘Moet je wel met lijn 29 mee?’ Met een schok werd ze wakker en eindelijk keek ze op.  Onthutst schudde ze nee en ze draaide zich snel om. Haar voeten namen haar mee naar buiten en ineens stond ze weer met beide benen op de grond.

Waar zou ze zijn geweest?

(c) 2010 Nelleke W. van Laar

Ze zat al een tijdje in mijn hoofd, maar nu heb ik haar eindelijk gevraagd. Vol verwachting klopt mijn hart. Straks is ze eindelijk van mij. Ik verheug me er nu al op haar in mijn handen te kunnen sluiten. Zou het echt over tien dagen zover zijn? Zal ik haar dan eindelijk met mijn eigen ogen kunnen aanschouwen? Mijn prachtige, witte ladyphone vol heerlijke widgets en bling-bling?

Ik weet nog hoe mijn eerste mobieltje eruit zag. Model koelkast en knalgeel met zwarte plastic toetsjes en zo’n dikke antenne. Ik weet ook nog hoe ik schrok toen dat ding voor het eerst afging, op een zeer ongelegen moment, in de trein. Ik wist niet eens hoe ik moest opnemen en riep drie keer hallo voor ik doorhad dat er aan de andere kant al niemand meer op me zat te wachten.

En dat is nu wel anders. Als ik even iets langer dan een minuut op iemand moet wachten is het wel zo handig om te kunnen sms’en. En laatst was ik nog mijn man kwijt in zo’n groot warenhuis, tja dan bel je toch gewoon even? Bizar eigenlijk.

Maar ook het sociale leven wordt meer en meer beheerst door het bellen en in het bijzonder door de ‘smartphone family’. Ben je net gezellig aan het barbecuen in de winter en ligt het eerste vegetarische worstje nog niet op het vuur of iemand roept alweer: O, dat moet ik op facebook zetten! Waarna hij de volgende vijf minuten niet meer aanspreekbaar is doordat hij een zo gevat mogelijke status aan het verzinnen is, waar natuurlijk een oergezellige foto bij moet om de rest van de wereld te laten weten dat hij aan het genieten is.

Ik hoor het me straks al aan mijn druk twitterende kinderen vertellen, vroeger, heel vroeger, toen er nog geen mobieltjes bestonden… ik word onderbroken door verbaasde uitroepen en rollende ogen. Nee, echt? Maar waar ga je dan surfen? En hoe kom je aan je dagelijkse dosis app’s? Hoe leef je dan?

Ja, en dat vind ik wel een slimme vraag. Heel smart eigenlijk. Misschien ben ik straks ook wel opgenomen in de smartphone family waarvan het leven vooral bestaat uit digitale contacten. Geen files meer maar samen reizen over de elektronische snelweg. Of natuurlijk gezellig met de hele familie wandelen over kronkelende i-paadjes waar je de blackberries zo kunt plukken..

(c) 2010 Nelleke W.van Laar

Een voorganger heeft oneerbiedige plannen en moet met zijn pistool op tafel aan het werk, Geert Wilders heeft een flinke mening en kan nergens meer zonder kogelvrij vest verschijnen en als Jan of Alleman een scheef woord heeft over de radicale islam (lees: radicaal) wordt zelfs de Amerikaanse regering bezorgd.

Maar als moslims hun megamoskee willen bouwen op een wel heel provocerende plek, wordt hun geen strobreed in de weg gelegd. Eerst waren de homo’s het lievelingetje van de media, hebben nu de moslims hun plek ingenomen… met geweld?

Straks is het weer 11 september. En dus negen jaar geleden dat de twee gekaapte vliegtuigen hun neus in andermans toren boorden. Veel mensen zullen die dag nooit vergeten en worstelen nog dagelijks met de gevolgen. Geen wonder dat de emoties weer oplopen.

In een land waar vrijheid van godsdienst heerst mag verwacht worden dat iedereen zijn kerk of moskee mag bouwen waar hij dat wil. Maar iedereen met ook maar een beetje daadwerkelijk respect voor zijn medemens kan toch wel verzinnen dat een moskee, op deze plek, op zijn minst een trap op de ziel van de nabestaanden van 9/11 is? Waarom wordt de bouw van deze moskee glimlachend toegelaten, maar het protest van een voorganger tegen de verschrikkelijke aanslag zo heftig bekritiseerd?

Nog even over de bouwplannen. Het gaat namelijk geen klein moskeetje worden. Waarschijnlijk moet je er alle moeite voor doen om er omheen te lopen. Laat staan langs te kijken. Of per ongeluk tegen aan te vliegen met je Boeing.
Maar bovendien is de geplande opening van de deuren van deze megamoskee op, je raadt het al, 11 september 2011. Toeval?

En ik vraag me nu toch sterk af waarom de westerlingen het nu opnemen voor de moslims. Met die Deense cartoons konden ze het toch ook zelf. Nee, nu tekenen hartverscheurende speeches en overbezorgde persberichten het mediabeeld. Korans verbranden is uit den boze, een moskee laten bouwen vlakbij Ground Zero, dàt moet je doen! Is dit nu moslimverbroedering?

Of zit hier smerig luchtje aan?

Ze doen het vast in hun broek van angst. President, burgemeester, Jan Modaal: Popla gebruiken ze allemaal. Want als de bouwplannen van die moskee geen groen licht krijgen waarschuwt de initiatiefnemer voor vurige tegenacties. Een paar jongens in zijn kennissenkring staan al te springen om voor het laatst van zich te laten horen. Radicaal. Tja, en dan is korans verbranden natuurlijk helemaal olie op het vuur.

Ergens, misschien wel thuis in Verweggistan, volgt ondertussen een groepje mannen het Amerikaanse nieuws. Met ondertiteling. Ze kijken elkaar aan en kunnen een brede glimlach niet meer onderdrukken. De aanslag is gepleegd, de trofee gaat er komen en als klap op de vuurpijl vliegen westerlingen elkaar in de haren om moslims te beschermen. Is het niet geweldig?

(c) 2010 Nelleke W. van Laar

Contactgestoord

Posted: April 23, 2010 in Columns NL
Tags: , ,

Met een schok werd ik wakker die ochtend. Hoe laat is het?! Versuft pak ik mijn telefoon en registreer langzaam maar zeker de getallen op het schermpje. 8:40. Nee.. Finaal doorheen geslapen. Ineens compleet wakker check ik nog even de instellingen, maar het klopt allemaal. Shit.
10 minuten minder en ik ben al niet de snelste ‘s ochtends.

40 minuten later wandel ik de praktijk binnen. Precies op tijd. Met een zucht van verlichting geef ik door aan de receptie dat ik ben gearriveerd en loop verder. De wachtkamer heeft verschillende hoekjes met korte banken die bestaan uit vier stoelen. Alle hoekjes zijn al bezet (waarom doen mensen dat toch) dus ik moet nu gaan kiezen. Het bankje dat het dichtst in mijn buurt staat bevat reeds een man en een vrouw, dus de keuze is snel gemaakt.

Ik plof naast de dame neer en ik zit daar nog maar net of er breekt een waterval los van deze volstrekt onbekende en spoelt mijn hele voornemen, om even lekker in magazines te gaan bladeren, genadeloos weg. De rest van de wachtkamer is doodstil. Maar dat hoor je niet, want er is geen speld tussen de woorden van deze tante te krijgen. Niet dat ik ambities in die richting heb. Enkele goed gedoseerde ’tjonges’ en ‘wat ergs’ zijn meer dan genoeg.

Ze vraagt of ik dokter H. ken uit deze groepspraktijk. Daar gaat ze nooit meer heen, want die luistert niet. Dàt kan ik hem niet kwalijk nemen.
En dokter B. daar is ze weggegaan, want die doet alsof ze luistert, maar ondertussen.. De woorden kabbelen verder, maar ik ben er even nog minder bij dan daarvoor.

Lichtelijk betrapt bedenk ik mij dat deze vrouw vast erg eenzaam is en ze heeft veel meegemaakt, dat weet ik inmiddels uit eerste hand. Ik negeer de woordenloze, lege blikken van mijn wachtkamergenoten zoveel mogelijk en verander eindelijk het gesprek in een dialoog. Ik ben ook bij dokter B. weggegaan, want ze luisterde niet..

Als ik even later terug kom van mijn afspraak (bij dokter H. en het ging prima), zit ze er nog. Ik zwaai even en ze zwaait lachend terug. Even contact. Best leuk.

©2010 Nelleke W.van Laar

Twee lange dagen lang geen water en geen verwarming. Struikelend over emmers water en spekgladde vlekken op de vloer hobbelde ik in mijn dikste outfit door het veranderende huis. Ik probeerde me te focussen op hoe het er uit zou gaan zien als alles eindelijk klaar is, maar het beeld van een warme douche waar ik gewoon even lekker onder kon gaan staan om daarna mijn bedje in te duiken bleef het uitzicht dramatisch blokkeren. Wat heb ik toch…

Nu, weer twee dagen verder zit ik plotseling in dezelfde situatie. De aangesloten radiatoren bleken niet goed genoeg te zijn aangesloten. Twee konden er gewoon strakker worden aangedraaid, maar voor de laatste moest er een heel nieuw kraantje op. Zucht. Weer geen water. En geen verwarming. Dus nu zit ik met koude knietjes en dito neus driftig achter mijn laptopje te tikken om warm te blijven. Er is nog van alles te doen, maar daar kom ik gewoon echt niet aan toe als er iemand door het huis loopt te dribbelen en steeds weer op een andere plek moet zijn.

Maar ik heb in ieder geval lekker uitgeslapen en dat is een groot pluspunt. Dat kon ik van die twee dwaze dagen hiervoor helaas niet zeggen. Ik moest om acht uur al opstaan en dat is een zware opgave voor een nachtvlinder zoals ik. Ik kan vroeg naar bed gaan hoor, maar die ogen van mij gaan gewoon niet vrijwillig dicht voor een uur of twaalf, één, twee. En de openingstijden liggen zo rond een uur of tien, elf. Toen ik nog vroeg moest opstaan voor mijn werk forceerde ik ze wel eerder open te gaan, maar daar heb ik dan ook al mijn wilskracht voor moeten gebruiken. En die is nu gewoon echt op. Finaal uitverkocht en mijn oogleden zijn zelfs nu met hypotheek bezwaard als je het mij vraagt.

En dat is iets wat ik maar moeilijk kan uitstaan. Waarom lukt mij dat nou gewoon niet? Ben ik anders of moet ik gewoon nog harder proberen? Aan deze zware gedachten begon een einde te komen toen ik een gesprek met een vriendin had. Het ging over klussers. Zij zou twee weken lang van die mannen over de badkamervloer krijgen. En die vroege vogels beginnen dan gewoon om zeven uur. Goddeloze tijden. Gewoon echt niet grappig meer. Wat wel grappig was is dat we het daardoor kregen over avondmensen. En wel dusdanig dat ik daarna besloot toch echt eens te gaan googelen.

En ze bestaan dus gewoon echt. En dat heb ik dan niet van die ongefundeerde kromme-tenen-sites waarin de ene dit denkt en de ander dat. Nee, Camil Driessen schrijft in de Pers: Avondmensen willen uitslaaprecht. Dat kunnen ze niet zeggen als ze er niet zijn. Vervolgens zie ik op de website van de arbo-unie: Avondmensen laten uitslapen scheelt ellende en geld. Asjemenou. En voor de laatste twijfelaars onder ons die neerkijken op die luie uitslapers: er is ook echt wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Ik citeer: Dr. Marcel Smits, neuroloog op de polikliniek voor slaap-waak stoornissen en chronobiologie, noemt het onderzoek baanbrekend: ‘Als mensen moeite hebben met opstaan ’s morgens of ‘s avonds moeite hebben de slaap te vatten, dan werd de oorzaak vaak gezocht in leefwijze, gewenning en aanstellerij. Nu we gevonden hebben dat er een gendefect aan de orde is, kan veel leed bij deze patiëntengroep worden voorkomen!’

Dat is nog eens wat anders! Ik ben dus gewoon een avondmens en ik besta! En er is dus ook gewoon een bepaald gen, voor het gemak klokgen genoemd, dat bij de avondmensen korter is dan bij de ochtendmensen. Wat mij minder aanspreekt is dat deze avondmensen meteen als patiëntengroep worden bestempeld. Dat komt natuurlijk omdat er voor elk avondmens twee ochtendmensen zijn. Tja, en wie anders is heeft een afwijking en is patiënt. Er is ook zelfs een behandeling voor! Yeah right. Laat dat maar zitten. Ik aan de medicijnen omdat de rest van de wereld voor mij bepaalt hoe laat ik moet opstaan? Daar heb ik geen tijd voor.

Ik ga gewoon iets anders doen. Gewoon niet in de ochtend werken. Of nog beter, werken wanneer het mij uitkomt. Dat past sowieso beter bij mij. En daar hou ik nou van. Het klopt gewoon allemaal. Het hele plaatje klopt. Ik ben geen Janneke Modaal die om half 12 naar bed gaat en tien minuten later in slaap valt zodat ze de volgende ochtend om 7 uur opstaat en fluitend naar haar 9-5 baan fietst met een broodtrommeltje in haar tas. Not.

De mooie zonsopgangen mis ik wel eens. Of van die stille mistige ochtenden met geen kip op straat. En het lekker ‘s avonds op de bank neerploffen, omdat je alles al gedaan hebt voor die dag. Of lekker bijkomen met een boek voor de open haard. Dat is toch fijner als je werk erop zit. Leuk is anders? Of anders is leuk?
Toch wel geluksvogels die gewone ochtendmensen.

© 2009 Nelleke W.van Laar

Aan de bar

Posted: September 19, 2009 in Columns NL

Ik had haar eerst gebeld. De website zag er veelbelovend uit. “Wat klassiek ballet op latere leeftijd aantrekkelijk maakt, is dat het de spieren langer, soepeler en sterker maakt. Daardoor is klassiek ballet een prima alternatief voor sport (…). Maar ook een eerste kennismaking is dan nog goed mogelijk. Mooi zo, dat moet ik hebben. Kom maar kijken wat je ervan vindt, zei ze nog.

Met een snelle maaltijd achter de kiezen zat ik die maandagavond om kwart over zes op mijn fiets. Sesamstraattijd. Had er op dit moment wel iets voor over gehad om dit achteraf om te kunnen ruilen voor een balletlesje. Al was het maar een keertje per week.

De eerste persoon die ik tegenkwam in de kleedkamer was een bebrilde man gekleed in maillot met iets anders eroverheen. Het enige dat ik daar nog over kwijt wil is dat het erg strak zat. Ik ging helemaal achterin zitten om mijn geimproviseerde danskleding aan te trekken. Draag maar iets wat prettig zit, had ze gezegd. Ze had daar wel aan toe mogen voegen dat de kleur zwart daar zeker bij zou helpen. Als ik straks al niet op zou vallen tussen de rest zou ik dat nu wel doen met mijn lichte zalm gekleurde top en vaalbruine jogging pant. Tot overmaat van ramp ontdekte ik ook nog een vetvlek op mijn broek. Goed begin. Vette shit.

Ik stapte naar binnen en de lerares stapte meteen op me af. Jij bent de nieuwe. Ja. Ik stelde mij voor. Ze was in een zwart gewaad gekleed en dezelfde kleur zat in een vage, dikke lijn om haar duistere ogen. Ineens kon ik een bepaald beeld maar niet uit mijn hoofd krijgen. Je ziet ze tegenwoordig overal. Maar dan altijd in zittende houding. Dit was gewoon een lopende versie!

De les begon direct aan de bar. En dat klinkt relaxter dan het is. Ik stond nu met mijn rug naar de schreeuwende zwarte vlek achter mij. De klassieke muziek stelde mij enigszins gerust en er klonken wat vertrouwde termen doorheen, maar toch vroeg ik mij af hoe een mooie taal als het Frans zo lelijk kan worden als sommige mensen het uitspreken. Ou la la.

De les kwam in verschillende onderdelen. We verlieten de bar en gingen dansen. Bekende volgorde. Daarna mochten we voor onszelf gaan stretchen. Daar wist ik ook nog wel wat van. En toen kwam het onderdeel dat over de diagonaal heet. In groepjes van twee moet je dan van de ene naar de andere hoek een pasje nadoen om het goed te leren. Dit was pittig. Dat was ook te zien aan de andere leerlingen. Die al een jaar meedraaien. Ik hobbelde rustig mee, wetende dat ik nog veel te leren heb en dit mijn eerste pogingen waren.

Plotseling hoorde ik mijn naam vallen. Nelleke, als jij nou eens hier gaat zitten, ze klapte een stoel op, dit is toch te moeilijk voor je en zo pik je misschien nog wat op. Perplex zweefde ik naar de andere kant van de zaal. Gedachten die ik sinds ik aan de bar stond niet meer had gehad borrelden uit alle macht weer omhoog. Ik deed alsof ik ze niet dacht en keek rustig om me heen. Schuin rechts achter mij stond een grote zwarte installatie. Twee stapels cd’s stonden ernaast. De meeste van Buddha-Bar. Als ik het niet dacht…

Na een paar eindeloos lijkende diagonaaltjes met ingewikkeld gespring was de les ten einde. Buddha-Bar kwam naar me toewalsen en zei dat ze me zo even wilde spreken.

En toen zei ze het gewoon. Botweg, plat, zo even voor de neus weg. Dit ga je niet meer oppakken, het is te moeilijk voor je… de rest viel weg in het geroezemoes om me heen. Er zat iets met klassiek en houterig in en ik wist zeker dat ze het niet over een hobo had.

Voor ik ook maar iets terug kon zeggen stond ze al in haar achteruit, dus ik deed een stap naar voren en vroeg, dit is toch een beginnersklas, waar kan ik dan wel les krijgen, of begin je er volgend jaar nog eentje. Nee, we zijn al helemaal vol. Beslist. Ik probeerde nog iets menselijks te vinden in het grove geval daar recht voor me, maar verder dan Erika Terpstra kwam ik niet. Wat is dat toch met die sporters? Helaas hield de vergelijking daar meteen op, want politiek was ze totaal niet.

Ik heb haar opgebeld. De volgende dag nog. Dit werd me te dol. Zo laat ik niet over me heenwalsen!  Je wist wat voor les je ging geven en het is een beginnersklas! Nee, zo werkt dat niet bij dans, zei ze. O ja, hoe dan wel? Als je een jaar eerder was gekomen, in plaats van nu pas, dan was er niets aan de hand geweest. Ja, lekker makkelijk. Als, als, als. Als jij achter de bar stond in plaats van er aan, dan was er geen klant geweest.

Maar ik heb inmiddels mijn plekje aan de bar gevonden. En de walspas gaat steeds beter. Maar daar houdt de vergelijking op, voor mij geen buddha aan de bar.
© 2009 Nelleke W.van Laar

Recessie?

Posted: August 25, 2009 in Columns NL
Tags: , , ,

Een van de dingen waar ik me pas nog over verbaasde is het gemak van het gebruik van bepaalde termen. Ik stond in de rij bij de kassa van een bekende supermarkt. Allerhande artikelen uit een groots assortiment trokken daar met het grootste gemak over de goedgevulde rolband. Plotseling bleef mijn oog rusten op een zwart bakje met roze inhoud dat zich tussen een paar soortgelijke pakketjes voortbewoog.

De kant en klare borrelhapjes waren keurig verpakt met schattig prikkertje en al. Mevrouw blikte of bloosde niet toen het kolossale bedrag aangeslagen werd en haalde haar portemonnee uit haar bontjas tevoorschijn. Hoezo op de kleintjes blijven letten. Het gemak dient de mens toch? Voor dat geld haal ik zo een hele tas bij de Duitse concurrent waar ze al die actuele dingen hebben. En goedkoop ook. Met gemak.

En dan deze. Laatst is er toch weer zo’n bes uitgevonden waar je supergezond van wordt en die stoppen ze dan soms in een zuiveldrankje met rechtsdraaiend melkzuur. Doe duur! Misschien zou het een ander verhaal zijn geweest als die bacteriën wat meer links georiënteerd waren, maar dat terzijde. Het blijft namelijk apart dat als je de moeite neemt het etiket te lezen, je tot de ontdekking zult komen dat er niet veel van dat besje inzit. Daar is ook een term voor geloof ik.

Zoals die ene meneer die bij het broodbeleg stond te zoeken. Het hele schap stond vol met jammetjes, korreltjes en pastaatjes waar je ter plekke schuddebuikjes van zou krijgen, maar het enige wat hij uit kon brengen was dat ze hier ook niks hebben. En daarna met het grootste gemak een krachtterm.

Dus, mensen moeten hun speciale hapjes, besjes en belegjes kunnen kopen, anders kunnen ze hun zorgvuldig opgebouwde stressleven niet meer aan. En ondertussen met het grootste gemak maar klagen over de recessie of zelfs crisis. Wie dient er nou wat?

© 2009 Nelleke W.van Laar

Het is zondagochtend. De regen maakt me zachtjes tikkend op het raam wakker. Door de muur klinkt de orgelmuziek van de buren. Zouden ze al begonnen zijn? Met enige moeite gooi ik het dekbed van me af en stap op de koude vloer. Tien over elf, ze zitten er alweer middenin dus. Ik rek me nog eens lekker uit en ga koffie zetten. Heerlijk zo’n zondagochtend! En wat een bevrijding dat ik er niet meer middenin zit.

Sterker nog, ik mag niet eens meer komen. Ik heb namelijk gevaarlijke demonen. Niet verder vertellen hoor, want verder weet niemand het. Er is maar een aantal mensen die ze kunnen zien en die gaan toevallig elke week naar dezelfde plaats op dezelfde tijd. Zondagochtend om half elf. Ik ben daar ook een tijdje geweest. Elke zondagochtend, iets over half elf. Maar nu mag ik daar dus niet meer komen.

Sterker nog, ik mag die mensen niet meer spreken, aanraken of zelfs mailen. Nu moet ik er wel bij vertellen dat ik zelf de keuze heb gemaakt om daar niet meer te willen komen. Maar dat had niets te maken met de mensen die daar kwamen. Ik was het gewoon vaak niet eens met de dingen die ze deden, zeiden en dachten. Dat wist ik, omdat ik die dingen elke zondagochtend weer hoorde. Nu snap ik waarom ik het niet met ze eens was, ik heb gewoon gevaarlijke demonen!

Nu vraag ik me trouwens wel even af of er ook demonen bestaan die niet gevaarlijk zijn. Ik probeer me gewoon even voor te stellen hoe dat dan zit. Waarschijnlijk zitten die dan in de ongelovigen, want voor hen wordt tenminste nog gebeden op straat of in de supermarkt. Ze worden aangesproken, aangeraakt en krijgen een e-mailadres. En elke zondagochtend wordt gezegd dat heel Zwolle in die kerk zou moeten komen. Behalve ik dan dus.

Wat ik echter nog interessanter vind, is de reactie op die eventueel gevaarlijke demonen. Niet die demonen er bijvoorbeeld uit gooien, maar de hele persoon. Gewoon negeren. Amputeren die hap. Alsof ze niet bestaan. Degraderen tot onder de ongelovigen. Nog een groep erbij. Wij kerkmensen, zij ongelovigen en… tja, die met gevaarlijke demonen?

Maar ik snap het wel. Ze zijn gewoon bang voor die gevaarlijke demonen. Bang dat de mensen die daarbij horen met hun gevaarlijke ideeen die daarbij horen de mensen die bij die groep horen gaan ompraten. Zodat ze daar niet meer bij willen horen. Elke zondagochtend, om half elf.

© 2009 Nelleke W. van Laar